‘Dat is nogal logisch,’ zal je eerste gedachte zijn. Om voor een octrooi in aanmerking te komen moet een uitvinding tenslotte nieuw en inventief zijn. Die nieuwheid is een objectief criterium: iets bestaat wel of niet op het moment dat er een octrooiaanvrage voor wordt ingediend. En inventief is een uitvinding als die op een niet voor de hand liggende wijze een technisch probleem oplost. In de praktijk is die inventiviteit nog wel eens onderwerp van discussie, maar er zijn regels om de aan- of afwezigheid ervan vast te stellen.
Eén van die regels staat in paragraaf G-VII-10.1 van de “Guidelines for examination” van het Europees octrooibureau:
“If an invention is the result of a foreseeable disadvantageous modification of the closest prior art, which the skilled person could clearly predict and correctly assess (…) then the claimed invention does not involve an inventive step. In other words, a mere foreseeable worsening of the prior art does not involve an inventive step.“
Daaraan dacht ik toen ik de blog las over de elektrische raceauto’s die mijn collega Oscar in Eindhoven hielp te ontwikkelen. In gedachten rees de vraag: maar wat als technologische achteruitgang nou letterlijk de uitvinding is? Kun je dat dan wel octrooieren?
Shift to Daf and you’ll never shift again
Want ooit was ook dat een thema in Eindhoven: Dafjes die net zo hard achteruit konden als vooruit. En al waren ze zeker niet als raceauto bedoeld (de specificaties van weleer vermelden een acceleratie van 0 tot 80 km/h in 33 seconden), toch hebben ze in hun nadagen een zekere beroemdheid genoten als (achteruit) race-auto’s.
Maar had Daf daar dan ook een octrooi op? Het antwoord is meerledig. Het net zo hard achteruit kunnen rijden was meer een gevolg dan een doel van de variomatische overbrenging in deze auto’s. Het feitelijke doel was bedieningsgemak voor de bestuurder. Dat gemak werd met wervende slogans als “Shift to Daf and you’ll never shift again” aangeprezen.
De constructie werkte uit eenvoud vooruit en achteruit precies hetzelfde: poelieschijven waarvan de effectieve diameter zich door centrifugaalkracht en gebruik van vacuümwerking automatisch aanpast, waardoor de overbrengingsverhouding tussen de motor en aangedreven wielen verandert.
Lekker zuinig, lekker Hollands!
Als je het zo zegt, klinkt het al behoorlijk als een op niet voor de hand liggende wijze opgelost technisch probleem. Het zou dus niet vreemd zijn als Daf er een octrooi op had gekregen. Ware het niet dat zo’n overbrenging ooit al bedacht was, en zelfs al geoctrooieerd. Een octrooi op een variabele transmissie voor een auto zat er om die reden dus niet in. Maar op praktische aanpassingen om hem daadwerkelijk geschikt te maken voor gebruik in een automobiel wèl. En kort daarna ook nog op een kleine maar belangrijke aanvulling.
Doordat de overbrengingsverhouding zich aanpast aan de rijsnelheid en het motortoerental, kan het gas worden ingehouden of zelfs losgelaten zodra de auto op snelheid is. Lekker zuinig, lekker Hollands! Maar buiten de landsgrenzen, en zeker in bergachtige gebieden levert dat een complicatie op. Je kunt namelijk niet op de motor remmen. Laat je het gas los dan past de transmissie zich aan en rijdt de auto net zo lustig door. Tegenwoordig geen probleem meer met bekrachtigde schijfremmen rondom, maar de vier kleine remtrommels die zo’n Daf tot stilstand moesten brengen waren allang heetgelopen voordat het dal bereikt was.
Dus ook daar werd wat op bedacht: een bergrem in de vorm van een trekknop op het dashboard waarmee de werking van de variomaat tijdelijk overruled kon worden. En dat was nou typisch weer iets dat geoctrooieerd kon worden. Geen octrooien op technologische achteruitgang dus, maar de remmende voorsprong was hiermee dan toch mooi bij wet vastgelegd!
Een antwoord op “Geen octrooi op technologische achteruitgang”